woensdag 26 september 2007

1889

Menado, 3 Jan. 1889.

Lieve Moeder,

Met deze mail ontving ik geen brief van U, doch dit is te verklaren, want deze is slechts 1 week later dan de vorige uit Europa vertrokken, dus met de volgende komt die zeker.
Oudejaarsavond en Nieuwjaar hebben wij in gepaste feest­vreugde doorgebracht. 't Is mij niet mogelijk dien avond als een gewone avond vroeg naar bed te gaan, en daarom had ik van de jongelui de goede kennissen bij mij ten eten gevraagd. Zooals U weet, is dit aan mijn kok goed toevertrouwd, en het eten was dan ook in orde. Wij waren met ons elven; het was een vroolijk troepje, en zoo gingen wij het nieuwe jaar in. Zoo ernstig zijn we nog niet geworden, dat we het jaar met stille overpeinzingen besluiten, dit zal naderhand wel komen. Op Nieuwjaarsdag was er een halve inlandsche danspartij bij den deurwaarder (!) en daar trokken we ook weer heen, omdat we nu eenmaal in de feestroes waren. Eigenlijk was die partij ter eere van de grootmoeder, die 75 jaar geworden was! doch dit kon ons niet veel schelen; op zoo'n partij zijn de Europeanen zeer reçu, ergo gaan we er naar toe, en amuseeren ons. Voilà tout!
Den volgenden dag hadden we de boot en nu is het weer tijd om te werken, en het pleizier voorbij. Ik vind het anders heel goed om eens van tijd tot tijd een verzetje te hebben Tegen­woordig zijn er nogal veel jongelui op de plaats, en U zult wel bemerken, dat we ons nu juist niet doodkniezen. Dit zal Koop­mans dan ook wel medegevallen zijn, en als men optelt, wat hij in dien korten tijd al meegemaakt heeft, dan lijkt het wel, of we niets anders dan feestvieren. Het werk gaat echter zijn gewonen gang.
Hoe het afgeloopen jaar is geweest, kan ik eerst over eenige maanden weten. De laatste berichten uit Europa zijn verre van vroolijk, toch geloof ik dat het over het algemeen nog erg zal medevallen. Nu nog dit jaar hier meegemaakt, en dan hoop ik den daarop volgenden oudejaarsavond thuis te vieren. Het kan geen kwaad, Feenstra reeds eens in dien geest te bewerken.
Financieel ben ik van het jaar weder vooruitgegaan (en daar ik mij niets bizonders meer aanschaf), zal het, hoop ik, dit jaar nog beter zijn. Daarvan kunnen we dan eens in Holland van uitgaan!
Alleen wilde ik U verzoeken mij spoedig te zenden:
12 flanelletjes van prima kwaliteit
24 paar witte sokken, zonder naad van achteren
24 sterke zakdoeken, van goede kwaliteit
gemerkt met rood garen D.V.
Eigenlijk heb ik nog een gekleed jasje noodig, maar de mijne moet het nu nog maar uithouden.
Ik hoor, dat Cato vdGoes gaat trouwen; weest U zoo goed haar uit mijn naam te feliciteeren.
De maildrukte permitteert mij niet om verder te schrij­ven. Groet U alle broers & zusters hartelijk van mij, en weest Uzelf omhelsd door
Uw liefhebbende Zoon

Dk.
*****************

Menado, 14 Januari 1889.

Lieve Moeder,

Uwen brief van 8 November met dien van Jettie & Anna vGorkom in dank ontvangen. Ik zal hun later antwoorden, en ook weer eens aan Sofie schrijven, wat telkens in de pen blijft.
Wat het door Lida voor Christine voorgeschoten geld betreft, ben ik natuurlijk dadelijk bereid, hiervoor op te komen, als U mij maar schrijft hoe groot het bedrag is, en wanneer het er moet zijn. In dergelijke familiezaken draag ik gaarne het mijne bij en kan steeds over mij gedisponeerd worden voor hetzelfde bedrag als b.v. Gerard bijdraagt.
Wat aangaat het zenden van een vlok haar voor het bewuste doel, ben ik hier bepaald tegen. Wel ben ik van plan mij bij mijn terugkomst eens te laten onderzoeken en dan ook -bij wijze van controle- door onze waarde vriendin, maar voor het oogen­blik zal ik er niet toe overgaan. Bovendien laat mijne gezond­heidstoestand niets te wenschen over, en wanneer ik mis­schien verborgen kwalen heb, blijf ik er dan nog maar liever onwetend van.
Hoe gelukkig dat het met Lida betrekkelijk zoo goed is geloop­en; nu ze in haar eigen omgeving komt, is het toch veel beter.
Hoewel men in Tabak aan veelvuldige tegenslagen bloot­staat, en ook wij ons deel daarvan ruimschoots hebben gehad, heb ik nog niet kunnen besluiten dit veelbeloovende artikel te laten loopen, en daartegen onzen aanplant grootere uitbreiding gegeven. Als alles nu goed gaat, hebben wij in begin '90 een flinke partij en kom ik dan samen met onze Tabak; wordt die goed verkocht, dan kan ik meteen met veel meer succes werk­zaam zijn in Holland.
Vanochtend vroeg ben ik weer naar mijn tuin geweest. Het is nu de regen- of planttijd en ben ik dan ook druk bezig met aller­lei te planten, benevens klappers & notemuscaat ook vrucht­boomen & groenten. Verder heb ik er een kippen- en eendenfokke­rij. Het levert mij wel geen voordeel op, integen­deel veroor­zaakt eenige onkosten, maar zoo'n plekje buiten de stad waar ik geregeld heen kan gaan, en mijne plantliefhebbe­rij kan botvie­ren, is nu eenmaal allang mijn illusie geweest. Boven­dien is het zeer gunstig gelegen. Aan den grooten weg en neemt door de verbeteringen die ik aanbreng in waarde toe. Lag dit stuk grond nu eens bij Amsterdam in plaats bij Menado!
Wij allen maken het wel en de groeten van Koopmans.
Met hartelijke groeten aan alle huisgenooten
Uw liefh. Zoon

Dk.
**********

Menado, 4 Febr. 1889

Lieve beste Moeder,

Met de vorige boot ontving ik een langen brief van Gerard en met deze boot die van U van 6 December (gedateerd November) en wil ik, ingevolge Uw verzoek, die nog met deze boot beant­woor­den. Die van Gerard handelde meer over andere onderwerpen dan de verwachte associatie, en heb ik in mijn antwoord dit onder­werp dan ook maar terloops behandeld.
Wat U betreft, op den voorgrond moet dadelijk gesteld worden, dat nooit het idee bij U mag opkomen, dat U ooit voor iemand een struikelblok of lastpost zou kunnen zijn. Daarvoor hebben Uw kinderen te veel aan U te danken; daarvoor is de achting en liefde, die zij U toedragen, te groot, dan dat zij allen het niet als een der eerste en aangenaamste plichten zullen be­schouwen U een aangenamen en zorgeloozen ouden dag te bezor­gen. Na zulk een welbesteed leven, na al hetgeen U voor Uw kinderen hebt gedaan, zou dit alleen reeds eenvoudig vol­gens de leer der wedervergelding een eerste plicht zijn.
Als ik nu spreek in het meervoud, zoowel voor Uw eigen als voor Uw aangenomen kinderen, dan is dit, omdat ik van de waarheid hiervan zoo volkomen overtuigd ben. Wat mij zelf betreft, behoef ik U gelukkig hierin mijn gevoelens niet meer bloot te leggen, zooals U zelf schrijft. U weet, dat ik er dikwijls op aangedrongen heb, de drukte en omslag van Uw huishouden te verminderen, en eens wat meer tot rust te komen, en dat ik dan dadelijk bereid ben, om daartoe te geraken den noodige financiëelen steun te verleenen. Ik zou niets liever wenschen, dan dat ook van dit aanbod gebruik werd gemaakt, en zal het altijd als een mijner eerste plichten blijven beschou­wen mijn inkomsten ook tot Uwer beschikking te houden. Als jongmensch kan ik gemakkelijk zoo praten, doch gesteld, ik zou later eens tot een huwelijk overgaan, dan zou dit toch no. 1 van de overeenkomst moeten blijven; Daarom, lieve Moeder! laat U nooit door eenige zorgen over dat onderwerp kwellen; ik zie de toekomst dienaangaande met gerustheid tegemoet.
Een andere zijde is de "Geschäftliche" zijde van het vraag­stuk, van een event. associatie met Rogge, en zal ik mijne denkbeelden daarover kortelings uiteenzetten.
Tegenover het groote feit, om zonder recht van geboorte of andere rechten, zij het dan ook krachtens geschiktheid en ijver, in zulk een mooie zaak als G.d.V&Zn opgenomen te wor­den, moeten wel degelijk staan: voordeelen, die men aan­biedt; verplichtingen die men op zich neemt. Het eerste punt kan ik hier niet beoordeelen; wat het tweede punt betreft, is het m.i. een zeer billijke en natuurlijke conditie, dat Rogge de verplichting tot een uitkeering bij event. overlijden van Gerard, aan beide weduwen op zich neemt. Van die aan Lot spreekt vanzelf, doch ook aan U, want, als weduwe van een der oprichters der firma is de uitkeering aan U naar mijn idee niet van den chef der firma in zijn privé een verplichting, doch wel degelijk van de firma zelve. Dit moge bij notarieel contract niet zoo duidelijk zijn gestipuleerd, het is m.i. toch de geest der overeenkomst. Dat de tegenwoordige chef der firma, die alleen is, zijn verplichtingen bij event. overlij­den aan een compagnon overdraagt, is niet meer dan natuurlijk. Doch niet alleen is het de quaestie wie bij het overlijden van Gerard de uitkeering zal dragen, doch ook, wie van af de dag der associatie. Dan laat het wel degelijk geen quaestie, of dit is de firma en niet G.d.V. in privé.
Uw tantième is een servituut dat op de firma rust; tot nu toe was er één lid; neemt die nu een compagnon, dan maakt die hem bekend met de verplichtingen der firma, en is het niet meer dan billijk dat die in de lusten en ook in de lasten deelt.
Ik zou het overdreven edelmoedig van Gerard vinden, indien hij verder de uitkeering zelf bekostigde. Ook voor Rogge zie ik daar geen bezwaar in. Het is toch voor hem als een buiten­gewoon geluk te beschouwen, na zoo korten tijd in een firma met zulk een mooi avenir opgenomen te worden; waarom zou men zich dan laten weerhouden, hem ook in de lasten te laten deelen? Evengoed als ik, ware het ooit tot eene associa­tie gekomen de zorg voor de beide weduwen als een eerste conditie beschouwd zou hebben, moet dit ook bij Rogge het geval zijn, temeer omdat het iemand is met een eerlijk en loyaal karakter, wiens gevoelens van dien aard zijn, dat hij dit wel degelijk begrijpt.
Wellicht, dat mijn advies te laat komt, of dat reeds in dien geest gehandeld is, doch in het kort komt mijne opinie daarop neer: zoolang als de firma GdV&Zn bestaat en U leeft, hebt U recht op Uw tantième van de firma.
Wat betreft het nemen van eene levensverzekering voor U, is dit een idee, dat niet mijn sympathie heeft. In de eerste plaats is dit op Uw leeftijd niet goedkoop; het vereischt een zware maandelijksche premie, en wie heeft er pleizier van? Dit zouden dan na Uw overlijden de meisjes zijn, die onverzorgd achterblijven. Maar niet alleen, dat de mogelijkheid van een huwelijk toch niet blijft buitengesloten, het is ook toch mogelijk, dat zij in haar eigen onderhoud kunnen voorzien. En dan zijn wij er toch nog! Wij broers hebben een goede positie in de maatschappij en kunnen toch ook het onze doen. Ik zou dan veel beter vinden, indien die zeker zware premie aan U uitgekeerd werd dan aan de Levensverzekeringsmij.
Het is toch ons doel, aan U een ouden dag vrij van zorgen te verschaffen, en dat zou niet bereikt worden als alleen het opbrengen van de premie reeds veel zorg zou kosten, zonder dat Uzelf er iets bij profiteert.
Afgescheiden van het bovenstaande, blijft natuurlijk altijd als een paal boven water, dat U, hoe het ook loope, op mij kunt rekenen.
Ook nog moet bij die associatie niet vergeten worden dat hierdoor de mogelijkheid ontstaat, dat de zaak, die steeds in de familie was, in lateren tijd geheel in andere handen over­gaat. Met het oog op die ver verwijderde toekomst, en de schoone vooruitzichten, die een Compagnon heeft, is het m.i. een zeer te verklaren zelfzucht, indien men voor zich de gunstigste condities tracht te bedingen.
Ik ben erg benieuwd te hooren hoe het verder afloopt. Ik heb Gerard er niet over geschreven. omdat hij het onderwerp niet in details aanvoerde. Vanzelf spreekt echter, dat U mijne ideeën kunt mededeelen.
Het idee komt nu dikwijls bij mij op: was ik in Holland geble­ven, dan was ik nu in de zaak. Toch heb ik nooit berouw van den loop van zaken gehad. Alleen wanneer ik volgend jaar van Feenstra niet die condities kan bedingen, waarop ik hoop, kom ik op een keerpunt te staan, en zou dan misschien ook wel eens willen veranderen. Dit zijn echter zaken, waaraan ik nu moei­lijk wat kan af doen; toch zou ik wel eens Uwe opinie willen weten over mijne toekomst.
Met de volgende boot gaat mijn verzoek om verlof aan Feenstra in zee. Dit moet dan maar met gezamenlijke krachten onder­steund worden. Mijn plan is 1 April van hier te gaan, op Java & Deli eenigen tijd te ver­blijven, wellicht van Singapore uit naar Hongkong & Shanghai te gaan, en dan per Fransche Mail terug te komen; ik kan dan in Juli arriveeren! Ik hoop erg mijn traktement te behouden.
Koopmans maakt het goed en alles marcheert uitstekend. Wat is hij anders in gezelschap saai en stil geworden. Zijn moeder kan zich nog maar niet met Indië verzoenen en in plaats van hem een riem onder het hart te steken, krijgt hij mismoe­dige brieven. Wat een onderscheid met mij, die mij juist na een brief van huis altijd opgewekter en sterker gevoel. Hij is een flinke werkkracht en goed voor de zaak.
Ik moet nog aan de zusters, Anna vG en anderen schrijven doch heb er heden geen tijd toe. Groet ze U daarom hartelijk van mij, en weest U zelf omhelsd door
Uw liefhebb. Zoon

Dk.
**********************

Menado, 3 Maart 1889

Lieve Moeder,

Ik kan deze mail niet uitvoerig zijn, uit gebrek aan tijd, dus per volgende.
Met deze mail is mijn verzoek om verlof tegen April 1890 aan Feenstra verzonden. Ik heb alles gemotiveerd, en aange­toond, dat ik dan met gerustheid kan weggaan. Ik hoop dan ook dat het antwoord gunstig zal zijn. Condities heb ik niet gesteld, doch ik hoop, dat Gerard hem zal overhalen mij mijn traktement te laten behouden. Anders krabbel ik teveel ach­teruit. (Dan kunnen wij het er ook eens goed van nemen en een tijdje aan den Rijn gaan doorbrengen!)
Voor de zaken is het dringend noodig, en hoop ik veel tot stand te brengen.
Ik ontving een kort briefje van Gerard, met bericht dat Han­na's been weer bijna beter is. Dit is uitstekend, want hoe moet het anders als wij met zen vieren op reis gaan. Ik kom dan in Juli ongeveer, want als ik naar China & Japan ga (dit is echter nog voor Feenstra een geheim) kan ik misschien Uw verjaardag niet meer halen.
De associatie is dus een feit! Ik hoop er spoedig meer van te hooren. Moge het mij nooit berouwen dat ik dit heb opgeofferd.
Bijgaand mijne bijdrage Jan/Maart. Moet ik den kleerema­ker niet betalen? Hebt U mijne aandeelen ontvangen en het dividend ¦ 120,- belegd?
Alles gaat hier verder goed; de kapt van de "Amiebe" vond, dat ik er veel beter uitzag dan in '86.
Met veel groeten
Uw liefh.

Dk.
*****************

Menado, 17 Maart 1889

Lieve Moeder,

Uwen brief van 10 Januari (andere brieven loopen tot 25 Janua­ri) heb ik in dank ontvangen, tegelijk met de amusante be­schrijving van Jettie van het bezoek van Tine Homburg. Het is toch aardig, dat deze schat het zoo goed meent.
Om in de eerste plaats de zaken te behandelen, ben ik zeer verontwaardigd dat Feenstra nog niet de drie aandeelen bene­vens de ¦ 120,- dividend uitgekeerd heeft. Ik heb het geld hiervoor reeds verleden jaar gestort; ik heb uitdrukkelijk zwart op wit, dat mij de aandeelen zijn overgedaan. Waarom die dan niet geleverd. Ik heb aan F. een brief geschreven, die niet malsch is, met verzoek mijn rechtmatig eigendom onmiddel­lijk uit te leveren. Beleefd verzoek ik U, die ten spoedigste in ontvangst te nemen. Wat heeft Gerard dan gedaan met den volgbrief dien ik hem zond?
Rogge heb ik met deze boot gefeliciteerd. Van Gerard heb ik nog geen bericht, en weet ik dus niet op welke condities de associatie is tot stand gekomen. Vóór ik weet, zal ik mij er ook niet over uitlaten; trouwens er is toch niets meer aan te veranderen.
In de beterschap van Hanna verheug ik mij van harte. Ik zou zoo graag willen, tegen den tijd, dat ik overkom, dat er niets in den weg was, om met zijn vieren eens rustig te gaan geni­eten en op reis te gaan. U moet weten, dat men hier erg kalm en bedaard wordt in zekeren zin, en ik mij niet lekker­der gevoel, dan wanneer ik ongeneerd in de vrije natuur b.v. Talisse of de tabaksplantage in rust en eenzaamheid verkeer. Eenzaamheid in zoo verre: wel gezelschap, doch niet die herrie & rompslomp om zich heen. Daarom zullen de steden mij niet aantrekken doch ergens een mooie streek waar men zi­ch lekker voelt, b.v. aan den Rijn.
Van Sophie's bevalling verneem ik alleen in Uw brief. Ik het een jongen of een meisje? Ik zal haar echter zeker met de volgende boot, die overmorgen komt, schrijven.
Van Christine hoorde ik, dat zij No. 10 verwacht. Dit begint nu benauwend te worden. Al teveel zegen is geen zegen meer; in die toekomst zie ik geen gat meer, en moeten we dat maar laten rusten, tot we het mondeling kunnen behandelen.
Merkwaardig is wel, die rondom toenemende vermeerdering. Hoe zal ik mij wel voelen in een huisgezin met 10 kinderen; dit is wel wat druk.
Met Koopmans gaat het heel goed. Menado is nog zoo erg niet, en hij kan zich zeer goed schikken. U weet toch, dat Otto Pirsch hier ook is? Die is echter erg veranderd en daar ik hem bepaald afgeraden heb, hier te komen in die zaak, is onze verhouding eenigszins eigenaardig.
Feenstra heeft mijn verzoek, om nog een employé zeer goed opgenomen. Ik ben benieuwd wie dit wordt.
Bijgaand ontvangt U de secunda voor mijn wissel.
Voor heden heb ik niets bizonders meer en verblijf met harte­lijke groeten,
Uw liefh.

Dk.

**********************

Menado, 4 April 1889.

Lieve Moeder,

Uwen brief van 7 Februari heb ik met deze mail in goede orde en in dank ontvangen. Hoe verheug ik mij in de beterschap van Hanna, en hoe hoop ik, dat die van blijvenden aard zal zijn. Des te meer zullen wij dan kunnen genieten.
Het vooruitzicht Juffr. Homburg dan weer te ontmoeten, is nu minder opwekkend; zoo innig is de vriendschap nu niet om naar een wederzien te verlangen, in elk geval niet in onzen huise­lijken kring, waar zij, vind ik, nu minder bij hoort. Ik heb haar hier lang genoeg genoten, en al heb ik veel met haar op, er is toch wel een beetje borduursel bij, bij hetgeen zij vertelt. Bovendien "man soll der guten nicht zu viel genies­sen."
Erg grappig vind ik, dat zij zich zoo druk over mijn huwe­lijksplannen maakt, en U ook daarin meesleept. U schrijft royaal "mocht gij ons dan wellicht verblijden met Uw brui­loft", terwijl ikzelf, de persoon in quaestie, er nog heele­maal niets van afweet. Trouwens het is een eigenschap van oude tantes als Tine, dat ze altijd graag aan het koppelen zijn. Hoe kan ik nu daarover denken, als ik nog niet eens weet hoe het verder met mij gaan zal?
U zegt, zoo tegen het afscheid van naderhand weer op te zien. Dit is echter verkeerd, want vóór dit een uitgemaakte zaak is, is dit niet noodig. Er kan gedurende mijn verblijf in Holland zoo veel gebeuren, dat wij ons geen zorgen vóór den tijd behoeven te maken. Ik heb er niet op tegen weer hierheen terug te gaan, maar niet onder dezelfde omstandigheden als thans. Er moet in onze zaak veel hervormd worden, en anders worden. Lukt dit mij niet, dan leg ik den bijl er bij neer. Bovendien werken wij op te kleinen schaal en moet dit uitge­breid worden. Nu zie ik wel in, dat het mij gelukken zal, mits Feenstra c.s. medewerken een & ander tot stand te brengen; alleen een donke­re wolk hangt mij boven het hoofd, en dat is: de loop van het artikel GomCopal. Ik heb in den laatsten tijd groote partijen daarvan afgescheept, en nu is er gevaar, dat het artikel begint te kelderen, tenminste de berichten luiden zeer ongun­stig. Mochten wij nu zwaar in het artikel verliezen, dan werkt dit juist in het volgende jaar, als ik mijn plannen wil uit­voeren, erg belemmerend. Die drogerijen zijn eigenlijk een beroerd vak; er zit geen kracht of onder­nemingsgeest in; nauwelijks wordt er een aanvoer van eenige beteekenis onderno­men, of dadelijk trekt de markt zich terug, en men is het kind van de rekening. Ongelukkig dat dit juist onze hoofdartikelen zijn. Bij koffie, noten, foelie hoeft men niet bang te zijn voor te groote aanvoeren, en profiteert men dikwijls van een rijzing. Die beroerde Drogerijen zijn daarentegen alleen willig als er geen voorraad is, doch bij den minsten aanvoer kelderen zij. Zoo met Hout, Copra, Rotting, Schelpen enz. enz. Als we nu maar heelhuids van die Copal afkomen, voel ik mij heel wat lichter. Ben ik echter in Euro­pa, dan hoop ik zood­anige maatregelen te nemen, om niet meer alleen van de Amster­damsche markt afhankelijk te zijn.
Daarom behoeven we ons nog geen zorgen te maken vóór den tijd. We zullen in Holland zijnde, alles eens kalm overleggen, en dan wel een zoodanig besluit nemen, dat alle partijen tevreden zijn.
U vraagt hoe ik het wel het liefste zou vinden, en dan ant­woord ik natuurlijk "evenals vroeger". Ik zou mij niet kunnen voorstellen U in een ander huis terugtevinden dan 297; ik zou graag daar een of twee kamers willen betrekken, bv. de zij- en binnenkamer, of een andere en mij daar dan heelemaal willen inrichten. Wel zal ik veel op reis moeten, maar er blijft toch tijd genoeg over, en ik kom nu eens mij kalm opschieten.
Over het standje tusschen Feenstra en Gerard heb ik, meen ik, al geschreven. Merkwaardig is het, dat ik het juist erg kalm heb opgenomen, en mij tegenover F. gewoon verantwoord heb. Had ik het telegram van Gerard ontvangen, dan had ik natuur­lijk gewacht op een brief, en eerst dan gehandeld.
Het verzoek, om een ander jong-mensch is door Feenstra goed opgenomen, doch ik heb nog niemand hooren noemen. Den broer van Rogge kan ik in geen geval gebruiken; ik moet iemand hebben met een handelsopleiding en voornamelijk iemand die bedreven is in de boekhouding. Al is hij ook jong, dit schaadt niet; er zit een goede carrière in, en als men naar Indië wil, is dit het beste, het zoo vroeg mogelijk te doen, adres aan mijzelf.
Mijn particulieren correspondentie ben ik bezig bij te wer­ken. Ik heb aan Sophie geschreven en hoop, dat het nu weer tusschen ons in orde is. Hoe het komt, weet ik niet, maar ik voel een onoverkomelijke antipathie tegen Dams, en dat influ­enceert vanzelf eenigszins op mijn schrijflust. Tegen Sophie heb ik natuurlijk in de verste verte niets.
Aan Christine schrijf ik ook nog. Die onophoudelijke ver­meer­dering van familie is afschuwelijk, en moest er toch eigenlijk eens een eind aan komen. Dit zijn echter onderwerpen die men moeilijk in een brief kan behandelen. Over hunne financieele zorgen zal ik maar niet uitwijden, ik ben gaarne bereid te helpen, doch vind dan mijnerzijds, het een zeer billijk ver­langen, eenigszins op de hoogte van de toestand gesteld te worden, om de meest praktische hulp aan te kunnen brengen. Dan kan de boel afdoende geregeld worden. Uit het antwoord van Chr. word ik echter niets wijzer, en daarom is het maar beter, dit uit te stellen, tot ik zelf overkom. Is het echter noodig, dat er in den tusschentijd een of andere maatregel genomen wordt, dan laat ik U geheel vrije hand over mij in dat geval te disponeeren. Ik gevoel steeds voor Chr. veel sympa­thie, en al heeft dit in materieelen zin, nog niet erg ge­schenen, ben ik echter graag bereid voor haar groot gezin wat te doen. Wanneer dan ook voor de opvoeding, vooral aan de jongens, wat gedaan moet worden, geloof ik, dat onze tijd komt.
Mijn schrijfschuld aan Lida zal ik niet vergeten. Ik heb innig met haar te doen, hoewel niet vergeten moet worden dat zij voor veel leed en ellende is gespaard gebleven, door niet naar dat onherbergzame Borneo te gaan. Ik heb pas weer een brief gekregen van iemand, die vroeger bij mij gewerkt heeft, en toen naar Borneo ging, maar spoedig halfdood vandaar geëva­cueerd moest worden. Verbeeld U, die tengere Lida in zulk een land! Was het nu nog de Minahassa, daar kunnen beschaafde vrouwen gerust komen, maar Borneo! Hoe goed heeft zich aan den anderen kant alles weer geredresseerd; en hoe gelukkig, dat ze nu toch een eigen thuis heeft gevonden. In haar onherstelbaar verlies is dit toch een groote troost.
Ik heb een brief aan Meijer aan Uw adres gezonden. Weest U zoo goed die te laten zenden. Ik vrees, dat er brieven aan hem verloren zijn gegaan, en dat hun adres veranderd is.
Over mijn aandeelen heb ik een scherpen brief aan Feen­stra geschreven; ik ben verontwaardigd dat dit zoo lang ge­duurd heeft. Als het te scherp was, laat Gerard er dan maar wat honig over gieten.
De rekening van den kleeremaker zie ik tegemoet. Zoodra ik het bedrag weet, zal ik het geld zenden.
Voor de manchetknoopen heb ik U reeds, meen ik, bedankt. Ze voldoen uitstekend, en ik pronk er dagelijks mee.
Ik schrijf ook nog aan Hanna & Jettie en verblijf met een har­telijken zoen
Uw liefh. Zoon

Dirk
**************************

Menado, 2 mei 1889

Lieve Moeder,

Evenals zoo vele vorige jaren wil ik er voor zorgen heden op Uw verjaardag weer present te zijn; aan andere verjaardagen moge mij dikwijls de tijd ontbroken hebben op tijd te denken; dien van U zou ik echter voor geen geld willen over­slaan. 't Is voor ons toch steeds een bizondere dag, een gelegenheid om eens stil te staan bij het verleden, en met innige dankbaar­heid te overdenken, van hoeveel zegen, U voor Uw kring geweest zijt, en hoeveel wij allen aan U te danken hebben. 't Is goed, dat zulke dagen bestaan, waarop men zich eenigszins losmaakt van den gewonen sleur van het dagelijksche leven, en dingen overdenkt, en ook uit, die men anders zoo licht laat rusten.
Wat mij betreft, ik ben innig dankbaar, dat ik een Moeder bezit als U, die voor mij de verpersoonlijking is van de goede eigenschappen, die het menschdom gelukkig nog bezit. In den tijd dat ik buitenlands ben, heb ik ongelukkig de ervaring opgedaan, dat er in de wereld bitter weinig moois of edels te koop is, en heb ik mijn goed vertrouwen in de menschen zoo goed als geheel verlooren. Nog dagelijksch doe ik die erva­ring op, en meer & meer begin ik de menschen als bedriegers en mooipraaters te beschouwen; ik heb zulke bittere ervaringen opgedaan, dat ik zulk een meening volkomen kan rechtvaardi­gen. Trouwens, voor iemand in mijne positie is zulk een opvat­ting ook beter, dan is hij meer gewaarborgd voor bedriegerij. Dat luchthartige optimisme, dat goed vertrouwen en die goedge­loovigheid, die ik hier met mijne 20 jaren had meegebracht, ben ik met schade & schande kwijtgeraakt.
Wanneer ik dit alles overdenk, dan stemt het mij dank­baar, dat ik in U iemand bezit, waarmee dit niet het geval is, en in wier gezelschap ik allicht weer een deel van het ware idealis­me, dat ieder mensch toch dient te bezitten, zal deel­achtig worden. Daarom verlang ik zoo naar het volgend jaar, om weer eens met U in Uwen kring te verkeeren, en al die sombere gedachten voor een tijd overboord te werpen. Voor mijn (om het eens deftig uit te drukken) zedelijk welzijn zal die tijd ongetwijfeld rijke vruchten dragen.
Ik zal trachten op Uw verjaardag present te zijn, doch U moet er niet te veel op rekenen. Ik ben van plan eerst eenigen tijd op Java te blijven, Singapore aan te doen en ook naar China te gaan (dit mag F. nog niet weten). 't Hangt er nu van af, hoe lang dit ophoudt, of ik op tijd in Amsterdam kan zijn, ik zou het gaarne wenschen, doch het is licht mogelijk, dat er niets van komt; reisplannen zijn zoo moeilijk vooruit te bepalen.
Koopmans verzoekt mij, aan u zijne felicitaties over te bren­gen. Ik heb aan hem een flinken steun, en heb ik met hem al heel wat afgewerkt; Aan zijn eigenaardigheden ben ik meer gewoon geraakt en ook hij schikt zich meer & meer.
De dag van vandaag zal zeker in alle opgewektheid in den kring der huisgenooten en broers & zusters gevierd worden. 't Treft in den mooien zomertijd, en al is het hier elken dag zomer, toch kan ik erg verlangen naar den echten Hollandschen zomer. Lieve Moeder, als onze wenschen vervuld worden, is dit de laatste verjaarsbrief van Menado! Dat dit zoo moge zijn! Groet U hartelijk alle broers & zusters & familieleden van mij. Ik heb geen tijd iemand à part te schrijven en ont­vangt U een hartelijken zoen van Uw liefhebbende

Dirk.
***********

Menado, 13 Mei 1889.

Lieve Moeder,

De vorige boot, ook toen ik Uw verjaarsbrief schreef, was ik onder den indruk van een harde koorts, die pas had afgeno­men. Gelukkig kwam ik die te boven en vertrok toen dadelijk naar onze tabaksplantage in de bovenlanden, waar ik in het heerlij­ke bergklimaat weer zoo frisch als een hoentje ben geworden. Ik heb daar een honger gehad als een paard en gege­ten als een wolf; men is op zulk een onderneming natuurlijk den geheelen dag in beweging, staat met de zon op en gaat met de kippen op stok, dit is alles gezondheid met lepels. Het is als een voorproefje van hetgeen mij in Holland te wachten staat; als ik er mij even lekker gevoel als daar, is alles in orde. Ik zie alleen tegen guur & koud weder op. Nu komt er ook bij, dat de vooruitzichten dit jaar beter zijn dan verleden en zoodra men goeden moed heeft, en de toekomst er een beetje hoopvol uitziet, is men een ander mensch. Niets drukt iemand, ook physiek zoo, als zorgen en bekommeringen. Al zijn het de zaken van een ander, verzeker ik U, dat ik met mijn groote verant­woordelijkheid daarvan ruimschoots mijn deel heb.
Uwen brief van 5 Maart in dankbaarheid ontvangen met dien van Jettie. Gelukkig weer goede tijding. Ik moest la­chen, over hetgeen U over mijn tuin schrijft, dat ik mij daardoor banden zou opgelegd hebben, met andere woorden: verbintenis­sen aange­gaan. Dit is gelukkig niet; het is geheel mijn eigen geld. Trouwens het kost mij maar ongeveer ¦ 600,-. Andere lui koopen allerlei op den venduties, of koopen dure rijtuigen of zoo-iets. Ik heb in de plaats daarvan een tuin gekocht, die gun­stig gelegen is, en daardoor altijd zijn waarde behoudt. Eerst later denk ik erover een verblijf te bouwen, doch vóór ik naar Holland ga, geef ik geen cent meer voor onnoodige dingen uit. Ik ben nu bezig te potten.
Ik had ook een brief van Herman M. Ik begrijp van dien toe­stand eigenlijk niets; wat is dat voor een rare kwaal, en hoe is hij toch daaraan gekomen? Ik hoop hem eens bepaald op te monteren.
Bijgaand ontvangt U een wissel op Feenstra
voor Wernaer ¦ 15,-
de Gruyter (waarvoor?) " 58,05
id. 2e keer ? " 75,05
Frielink, zeker laarzen " 24,-
Rem. kerk, dit is wat moois " 5,-
Heil des Volks" 50,-
vracht aan Feenstra " 5,20
_________
¦ 237,30

Nu is dus alles afgerekend. Ik moet, meen ik, aan Feen­stra nog ¦ 7,40 betalen voor vracht etc, wilt U dit tevens afrekenen. Bijgaand nog de secundo van mijn vorige wissel ad. ¦ 200,- over April/Juni. Ik wou dat U nu van den zomer eens daarvoor op reis gingt.
Per volgende schrijf ik aan Lida, Jettie en Christine; aan Sofie heb ik pas geschreven. Als U wist dat ik soms met een mail ongeveer 50 brieven schrijf of doe schrijven, moet ik wel voor mijn particuliere correspondentie de clementie inroe­pen.
Met een hartelijken zoen
Uw liefh. Zoon

Dk.
***********************

Menado, 3 Juni 1889.

Lieve Moeder,

Ik ontving met deze mail Uwen brief van 4 April, met de mede­deeling van het vertrek van Anna en de freule. Daar U er verder niet over schrijft, weet ik waarlijk niet wat ik ervan denken moet; ook kan ik mij in het geheel niet voorstellen, wat er de aanleiding toe is. Ik zal er maar niet om treuren, want wellicht zal deze maatregel nog zeer goed blijken te zijn. In ieder geval komt U nu van de herrie en de drukte van het huishouden af, en kunt U nu eens op Uw gemak en naar genoegen inrichten. Erg interesseert mij, of U in het huis blijft, ik wil op den zaak volstrekt niet influenceeren, maar toch moet ik bekennen, dat ik erg aan het oude huis gehecht ben, en er gaarne in zou terugkomen. Natuurlijk hoop ik bij U te komen inwonen bij mijn terugkomst, en als het kan, zou het wel aardig zijn, indien U zoolang erin kondt blijven, maar nog eens! deze overweging mag niet gelden, indien U meent een ander besluit te moeten nemen. Ik hoop echter erg, dat U in Amsterdam blijft wonen, totdat ik overkom. Ik hoop erg, per volgende meer ervan te hooren.
De gezonden goederen zijn nog niet aangekomen. Zegt U s.v.p. aan Jettie, dat ik zal zien wat ik voor Mej. van Altena doen kan, en er mij zooveel mogelijk moeite voor zal geven.

Bijgaand ontvangt U nog de secunda wissel.
Ik heb hier van de week een Engelsche stoomboot gehad van een nieuwe lijn op Singapore, waarvan ik agent ben geworden. Dit verschaft een veel kortere verbinding met Europa, en ... veel goedkooper. Op deze wijze zou men voor ¦ 600,- à ¦ 700,- in de 2e kl. Noorddeutsche Lloyd van hier naar Antwerpen kunnen komen, terwijl het nu het dubbele kost. Op deze wijze wordt het gemakkelijk eens vaker over te komen, dan thans. Leve de communicatie! U begrijpt, dat ik deze lijn met alle kracht steun. Ik voor mij, zal er echter volgend jaar geen gebruik van maken, daar ik over Java wil gaan.
Ik heb ook een Duitscher van Noord-Borneo gesproken, die als passagier medekwam en Nico goed gekend had. Hij woont in Kudat en vertelde mij een & ander van zijn tragisch overlij­den. Ik had er vroeger al iemand over gesproken & hoorde het nu op­nieuw.
Met deze boot ga ik naar de Molukken: Gorontalo, Ternate, Batjan, Ambon en Banda en blijf ik ca. 1½ maand uit. Met de volgende boot schrijf ik U dan van Banda of Ambon.
Aan Christine heb ik geschreven met de bevalling van haar 10e kind. Welk een zegen! Aan Sofie voor eenigen tijd geleden. Van Gerard sedert 29 December niets meer gehoord.
Ik ben nogal "busy" heden & kan dus niet verder schrij­ven. Met mijn hartelijken groeten,
Uw liefh. Zoon

Dk.
*****************************

Banda, 2 Juli 1889.

Lieve Moeder,

Ik ben nu reeds een maand op reis, en heb in dien tus­schentijd veel nieuws gezien en veel ondervinding opgedaan van de eigen­lijke Molukken. Menado behoort eigenlijk niet meer daartoe, doch Ambon, Banda liggen in de ware Molukken. Ik heb hier vele connecties aangeknoopt, diverse zaken gedaan en op touw gezet, en kunnen de heeren wel tevreden zijn met het resultaat dezer reis.
Tot mijn groote vreugde ontving ik met de vorige boot een brief van Feenstra, dat mijn verzoek om verlof daar hem en commissarissen "met sympathie" was ontvangen, en dat alleen nog maar de financieele zijde geregeld moest worden. We zijn het nu dus in principe eens, voorwaar een groote stap tot den vrede, en vertrouw ik, dat ze mij nu op mijn traktement ook niet te zeer zullen beknibbelen. Ik geef mij nu dus aan de aangenaamste illusies over, nu de verwezenlijking van mijn plan nader & nader komt.
Door deze reis ben ik weer van veel zaken op de hoogte geko­men, en is mijn zaakkennis vermeerderd, en heb ik die tocht ook hoofdzakelijk ondernomen met het oog op mijn reis naar Holland. Ik kan nu door hoe meer ondervinding ik heb, met zooveel te meer aplomb optreden en de plannen die ik hoop uitgevoerd te krijgen, met des te meer klem argumenteeren. U moet ook niet vergeten, dat het mij niet moeilijk zou vallen mij hier een anderen werkkring te creëren. Er zijn hier be­trekkelijk niet veel lui met zooveel locale ondervin­ding en diverse connecties, doch het is mij tot dusver naar wensch gegaan, en waarom een werkkring waarin ik zoo veel vertrouwen geniet, en waarin mij zooveel vrijheid gelaten wordt, opgeof­ferd voor iets betrekkelijk onzekers? Wel heeft Bovoy, Hoofd­agent van de C& HandVg. "Banda" thans ¦ 1000,- traktement in de maand, na met ¦ 500,- evenals ik in '86 begonnen te zijn, benevens zijn tantièmes, doch die zaak heeft dadelijk kolos­saal geboft, en... is ook geheel anders georganiseerd dan wij. Ik heb een zaak, die feitelijk op den rand van den ondergang was, er boven op moeten helpen, en veel geleden verliezen moeten inhalen, terwijl de anderen met een schoon boekje begonnen. Bovendien Bovoy heeft vóór dien ook niet altijd succes gehad en is nu in de dertig; nu ik heb nog den tijd, en tegen dat ik ook zoo oud ben, is er veel kans dat ik ook ¦ 1000,- verdien. Mijn andere collega's in de Molukken zijn allen ouder dan ik; de meesten verdienen wel meer, doch toch zou ik met velen niet willen ruilen. Als mij lukt tot stand te brengen wat ik hoop, volgend jaar in Hol­land, dan zal mijn traktement ook vermeerderd worden; ik ga niet meer op dezelfde condities terug. Ik ben nu erg benieuwd op welke wijze de zaak door Feenstra geregeld wordt en zal daarover op Menado wel een brief vinden.
Behalve voor de zaken heb ik echter ook in den vrijen tijd voor mijn amusement gezorgd. Veel bizonders is dat hier in de Molukken natuurlijk niet, doch U moet niet denken, dat ik nog niet volop levenslustig ben, en van een pretje houd. Vooral wanneer men nieuwe menschen ontmoet en met nieuwe toestanden kennis maakt, prikkelt dit en stemt opgewekt. Ik heb hier ook bij verschillende families gelogeerd en dan wel kennis ge­maakt, doch heb meer de treurige ondervinding opge­daan hoe vele lui er toch ongelukkig getrouwd zijn. Veel komt dit, omdat de harmonie tusschen een ontwikkeld Europeaan en een inlandsch kind nooit groot kan zijn; ook omdat de meeste huwe­lijken in Indië "mariages de raison" zijn, doch aan den ande­ren kant ziet men ook dikwijls, dat alles schijnbaar goed gaat, doch dat het juist is, alsof de menschen elkander begin­nen te vervelen. Laat ik echter niet over dit punt beginnen want dan word ik te philosophisch!
Hier op Banda, de plaats van de rijke meisjes, let men alleen op het geld. Ik was op een danspartij, en informeerde, wie is dit, wie is dat? doch in plaats van nu de noodige bizonderhe­den te vernemen, antwoordde men alleen: die heeft ¦ 200,-, die ¦ 250,- in de maand enz. Curieus hè? Die met hooge inkomsten worden gewoonlijk reeds lang vóór den tijd bespro­ken, of verzeid.
U begrijpt ook wel, dat een jongmensch met een goed traktement als ik, niet op reis kan gaan, of hij komt wel mama's met huwbare dochters tegen. Zoo liep ik ook binnen bij een fami­lie, waarvan ik de heer des huizes van vroeger kende, en maakte ook kennis met mama. Dadelijk moest ik de teekenin­gen van de jongste dochter, die aan de muur hingen, bewonde­ren, en toen "Dat is waar ook", zei mama, "hoe toevallig, ze is juist met een studie bezig, wilt U eens zien?" en we togen naar de achtergalerij, een aardig zitje, met klimplanten en bloemenranken begroeid, waar in een hoekje de jonge dame, in een artistiek morgentoilet, aan een zeer sentimenteele teeke­ning bezig was. U begrijpt, hoe zeer ik mij door bewondering getroffen betoonde, en hoe ik niet naliet de gelukkige mama op te kammen. Ik maakte er op een avond nog een visite, toe­vallig prijkte daar mijn beeltenis reeds sinds 5 jaar aan den wand, want dit is die photographie, die na het ongeval met de "Havik" te Ternate is gemaakt, en waarop ik samen met den heer des huizes sta. Bij mijn visite werd ik verder in de geheime­nissen der familie ingewijd; hoe mama samen met de dochter 's morgens zangles houdt, en hoe mooi de thans overgeblevene, de anderen zijn allen getrouwd, piano speelt. Ik kon niet nalaten mijn antipathie tegen dat instrument even te luchten, wat nu minder aardig was. Helaas de tijd was echter te kort, om de aangename kennismaking voort te zetten, en hetgeen ik als laatsten indruk heb medegenomen, was getokkel op de piano toen ik voorbij kwam.
Ik ga nu over Ambon, Boeroe, Batjan, Ternate & Gorontalo naar huis. Van alle plaatsen bevalt Menado mij echter verre­weg het beste, en moet ik U dan ook zeggen, dat ik naar huis begin te verlangen. Echter nog niet zoo erg, als ik naar het volgend jaar begin te verlangen, als ik voor goed op de boot kan gaan.
Met een hartelijken zoen
Uw liefh.

D.H. de Vries.
**********************

Menado, 6 Augs. 1889.

Lieve Moeder,

Deze brief bereikt U met een stoomer van een nieuwe (Engel­sche) lijn, die hoofdzakelijk op mijn initiatief tot stand is geko­men. Deze loopt van Singapore naar Noord-Borneo (Kudat, Sanda­kan) vervolgens naar Solok (Philippijnen) en dan naar Menado om vandaar weer langs dezelfde route te keeren. De afstand naar Singapore wordt nu tot op 12 dagen verminderd, en voorname­lijk: de passage is veel verminderd. Ik kan nu als Agent van de NoordDeutsche Lloyd passagebiljetten afgeven van hier 1e Kl. voor Antwerpen voor ¦ 850,-, naar Genua ¦ 800,-, terwijl het nu kost per Holl. Mail
Genua-Batavia ¦ 700,-
Batavia-Menado " 410,-
_______________
¦ 1110,-

Dit maakt een kolossaal onderscheid.
Telkens kom ik met menschen in aanraking, die op Noord­Borneo wonen of daar te maken hebben, en moet ik telkens aan Nico denken. Dit is toch een akelig ongezond land. Nu is er weer iemand hier gekomen met de "Benmore" mee, om te trachten hier wat bij te komen, een jonge Engelschman, die op is van de koorts; hij ziet er uit als een geest. Meer & meer komt het uit, wat ik altijd gedacht heb. Nico & speciaal Lida is voor veel ellende bewaard gebleven.
Het was anders wel aardig geweest, dat wij zoodoende zoo dicht bij elkander waren gekomen, doch ik vrees dat een reis naar de Minahassa dan wel spoedig wegens ziekte noodzakelijk ware geworden. Over de toekomst van Noord-Borneo hoor ik zeer ver­schillend oordeelen, en schijnt die nog niet zoo zeker te zijn.

Uwen brief van 31 Mei heb ik in goede orde ontvangen. U be­grijpt hoe dat bericht van het verhuizen mij gefrappeerd heeft, en hoezeer ik naar nieuwe bizonderheden daarover ver­lang. Het zal zeker een goede maatregel zijn, en vooral vind ik het een heerlijk idee, dat U nu een rustig en gezellig thuis krijgt, dat wil zeggen, dat die drukte van vreemden rondom nu uit is. Aan den anderen kant wil ik wel bekennen, dat ik nog aan het idee moet wennen dat ik ons oude huis niet meer zal terugzien. Wij hebben daar zoo lang gewoond, en ik herinner mij zoo goed nog alle hoekjes en gaatjes. Aan den anderen kant zou het U ook weer veel te groot zijn, en dit ongezellig worden. Ik hoop nu maar dat de nieuwe woning aan alle verwachtingen voldoet en U U daarin recht gezellig en huiselijk moogt gevoelen. De beschrijving, die U geeft is wel aanlokkelijk, en vind ik het een kalm idee, zoo half buiten te wonen en toch in de stad. Ik hoop er nu spoedig meer van te hooren.
Ik heb met de vorige mail niet zeer aangename berichten gekre­gen, daar een veiling van GomCopal van ons allertreurigst is afgeloopen. Hierin hebben wij een leelijken klap gekregen, en zal Gerard er U wel meer van kunnen vertellen. Ook in Copra en Ebbenhout gaat het ellendig, en dit zijn de hoofdartikelen. Dit verduistert wel eenigszins mijn vooruitzichten, en weet ik nu niet, wat de condities zullen worden, waarop ik kan over­komen. Die GomCopal is het beroerdste artikel, dat er be­staat, en vanaf dat ik bij Gerard op kantoor kwam, heb ik er nog niets zien beleven dan verdriet. Ik wilde, dat ik er nooit iets mee te maken had gehad. Enfin, men kan zeggen, zoo gaat het in de wereld, op en af, maar wie kan zulk een onbe­kookte daling voorzien?
Ik zal U echter niet vermoeien met onze handelszorgen, want dit moeten wij maar zelf weten. Overigens maak ik het goed en leven wij zoo kalmpjes voort. Thans is toevalliger wijze als Dominé hier geplaatst de oom van Rogge, wat een echte Hol­landsche familie is, en als zoodanig wel een aanwinst voor de plaats. Hij is onze overbuurman, en hebben wij reeds de weder­zijdsche visites gewisseld.
Van Jacob had ik onlangs weer een curieuzen brief. Die jongen is merkwaardig om zijn preciezigheid en om zijn kolos­saal geheugen van kleinigheden. Hoe vindt U dit: "Je kent Gerard diGazan? Ik weet tenminste nog zeer goed, dat je hem de 5 groschen vleeschkleur (getand) van Bremen hebt gegeven. Ik was er nog jaloersch op, dat ik hem niet kreeg. Dit ge­schiedde in de achterschool (!) voor het bord."
Wat een vreemde jongen om dit nog alles te weten en dit aan te schrijven. Is dit nu een mop, of is dit ernst?
Hij somt mij ook de geheele familie op en schijnt die zich nogal te hebben uitgebreid; wat zijn vooruitzichten betreft, schijnt hij nogal kalm af te wachten.
In de krant heb ik gelezen dat Oom Piet voor de Provinci­ale Staten in herstemming is gekomen, doch het tegen een Baron heeft afgelegd. Dit is geen gelukkig resultaat voor al zijn politieke bemoeienissen, hij schijnt dus nog altijd ijverig Kuyperiaan te zijn.
Aan Jettie schreef ik per mail met verzoek wat van die tegel­tjes van Mej. Altena te zenden; die kan ik hier wel onder de kennissen plaatsen. Weest U zoo goed het dan voor mij te betalen.

Nu Lieve Moeder, adieu; met mijne hartelijke groeten aan de zusters.
Uw liefh.

Dk.
**********************

(Briefpapier van Moraux & Co., Makassar) 22 Sept. 1889.

Lieve Moeder,

Nu zit ik weer op Macassar. Wij hebben n.l. tegenwoordig een Resident op Menado, die een werkelijk despoot is, en niet ophoudt de meest drukkende en arbitraire maatregelen te nemen. Herhaaldelijk heb ik mij daartegen bij hem geopponeerd en hem gewezen op den harde bezwaren die de handel daardoor onder­vindt. Aanvankelijk met succes, totdat hij verleden op Sangir zijnde, daar plotseling zulke ingrijpende maatregelen heeft genomen (o.a. de ruilhandel daar totaal belemmerd) dat het nu te ver gaat. Daar wij handelaren op Menado vreezen, wanneer wij alleen staan niet genoeg invloed te kunnen uitoe­fenen ben ik nu naar Macassar gegaan, om bij den handel hier steun te zoeken. Dit is mij geheel gelukt, en morgen houden wij een belangrijke vergadering, om een rekest aan den gouver­neur-generaal te ontwerpen. Dan wordt de resi­dent aangeklaagd door ons allen gezamenlijk, bovendien nog gesteund door de kamer van koophandel, en zullen wij eens zien wat dit geeft.
U begrijpt, dat zulk een opdracht voor mij erg interes­sant is. Ik heb mij natuurlijk druk geweerd en gepraat als Brugman, om al de verschillende belanghebbenden en meeningen tot één te brengen. Dit is echter juist iets voor mij, om zoo eens te manoeuvreeren. Nu moet er alleen morgen op de Vergade­ring opgepast worden, dat er geen eigenwijze lui den boel bederven, doch als het op redeneeren aankomt, sta ik nog wel mijn man. In ieder geval staat de zaak reeds goed op pooten.
't Is nu juist zes jaar geleden dat ik hier op Macassar was, en bemerk eerst nu recht welk een onderscheid tusschen toen en nu. Toen van Java komende, vond ik aan Macassar niets aan, en thans, na 6 jaar in de Molukken gezeten te hebben, welk een groote plaats! Ik beschouw alles met een heel ander oog; o.a. vond ik gisterenavond de vrij slechte bataljonsmu­ziek erg mooi! Wat mij persoonlijk betreft is het ook erg veranderd. Toen nam niemand eenige notitie, en thans een heel heer van ge­wicht! U zult dit wel erg pedant vinden, maar toen durfde ik mij haast niet aan eenen gewichtig persoon vaststel­len en thans goed bekend met den Gouverneur etc. Ik heb hier o.a. een Pino ontmoet, een neef van de Meijers, die toen in Amsterdam was, veel ouder dan ik en tegen wien ik erg opzag, en die nu employé op een kantoor is, terwijl ik met de Chefs meedoe. Maar ik moet niet teveel opsnijden.
Wat ben ik erg geschokt door het plotselinge bericht van het overlijden van Sophie Meijer. Daar krijg ik met deze boot ineens een circulaire dat zij overleden is! Ik wist alleen dat ze licht ongesteld was, dit had Herman mij met een vorige boot geschreven; doch niet, dat het erg was, en nu opeens dood! Ik ben er erg van onder den indruk. Ik hoop met de volgenden boot er wat bizonders over te hooren, en schrijf daarom niet, met deze gelegenheid. Ik kan dit nog niet doen, ik hoop met de volgende boot te hooren wat meer van dit treurig geval. Pino wist er ook nog niets van.
Ik heb de reis van Menado gemaakt met de familie Car­stens, 1e luitenant der SNF, die van Ambon kwamen. Mevrouw is een erg lief mensch. Zij is juffrouw de Veer, meen ik, in ieder geval familie van dien korten kassier C. de Veer & fam.. Dit is nu een echte Hollandsche type, zooals ik er in lang niet ontmoet heb en bovendien speciaal burgerlijk-deftig Amster­damsch. Wij hebben heel wat afgepraat over Amsterdam en Amsterdamsche lui, en heeft zij ook erg naar U en alles ge­nformeerd. Zij gaan in het Gooi of Amsterdam wonen, hebben 2 jaar verlof; mocht U ze eens ergens ontmoeten, dan zou dit aardig zijn.
Nu lieve Moeder, de tijd dringt. Door de vele beslomme­ringen met de reis had ik geen tijd U van Menado uit te
sch­­rij­ven.
Met hartelijke groeten aan allen
Uw liefh.

Dk.

Op Macassar, net als op Menado, jammert en huilt iedereen over die klappen, die wij met dien beroerde Copal gekregen hebben.
********

Menado, 5 October 1889

Lieve Moeder,

Met deze boot opgewekt van Macassar teruggekomen, waar mijne zending naar wensch is geslaagd vond ik hier zooveel werk, dat voor particuliere correspondentie geen tijd meer overschiet.
Uwen brief uit Arnhem dd. 8 Augustus en van Jettie dd. 26 Juli in orde en in dank ontvangen. Spoedig antwoord ik daarop uit­voerig.
Bizonder nieuws is er niet; we maken het goed; ook in zaken begint na den akeligen tijd, dien wij doorgemaakt heb­ben, een klein lichtstraaltje op te komen.
Met hartelijke groeten aan allen
Uw liefh.

Dirk

Ik ben thans geheel aan het idee van het nieuwe huis gewend en vind dit ook uitstekend.
*************************

Menado, 1 November 1889.

Lieve Moeder,

Per vorige mail berichtte ik U reeds dat ik Uw welkomen brief van 7 Augs. had ontvangen, doch ontbreekt mij ook nu weder de tijd, om een uitvoerigen brief, zooals ik dat wensch en in mijn hoofd heb op het papier te brengen. Ik was deze maand ook nog even een week op reis naar de Sangir en Talaut met de "Havik".
Met de "Thorbecke II" heb ik U gezonden 2 C en 1 pak curiosi­teiten van Ambon etc. Van die kruidnagelmandjes etc. kunt U uitzoeken wat U wilt, en er ook wat van weggeven. Die bouquet­ten etc. van natuurlijke veeren, moeten we echter houden; ik zou gaarne een kleine verzameling van een & ander merkwaar­digs van deze streken willen aanleggen. Wilt U die zoo lang voor mij bewaren, dan zal ik U successievelijk een & ander zenden. Er zijn een paar Chineesche bloem- en theepotjes bij, die wellicht voor Jettie's atelier kunnen dienen, en die ik haar gaarne geef. Van die kruidnagel-voorwerpen mot U oppas­sen dat ze niet in den denstof staan. Die skelet is de kop van een babi-roessok (hertzwijn).
Mijn verjaardag is niet bepaald gevierd, maar toch zijn de kennissen mij komen feliciteren en 's avonds bij mij ge­weest. Het is nu al de 26e - waar blijft de tijd!
Wij maken het hier allen goed. In zaken is het echter een moeilijke tijd. Dit is altijd zoo; er kunnen soms onverwacht wolken opzetten die men niet verwacht had. Er is in den eer­sten tijd veel werk in het verschiet, en maak ik mij meer & meer bezorgd, dat ik in het voorjaar niet zal wegkunnen.
Met elke mail wordt het vooruitzicht daartoe geringer, hoewel ik de hoop nog niet opgeef, begin ik echter te vreezen. Ik heb nu ook teveel trots om er op een moeilijk moment uit te loop­en; tenzij ik hier terugkom of niet, ik ga liever niet weg of de omstandigheden moeten het gedogen, temeer daar Koopmans natuurlijk in moeilijke omstandigheden niet in staat is, alles naar behooren te regelen, wanneer hij alleen staat. Er zijn nog maar 4 maanden en dan zou de tijd zijn, dat ik vertrekken zou moeten, doch ik vrees met grond, dan nog niet klaar te kunnen zijn. In hoever het nu wenschelijk is tegen het najaar of den winter te gaan, moet ik nog eens overleggen; ik meld U dit slechts om U erop voor te bereiden hoewel U ook wel een & ander gehoord zult hebben in Amsterdam.
Het spijt mij erg, dat Gerard mij nooit meer antwoordt. Ik kan mijn particuliere aangelegenheid zoo moeilijk aan iemand anders opdragen, en toch moet er soms wel eens met Feenstra een of ander mondeling behandeld worden.
Per volgende boot schrijf ik U nader, wat ik besloten heb, wat ik aan Feenstra heb geschreven en wat ik zal doen.
De winst '88 is mij erg medegevallen, doch helaas alles wordt weer afgeschreven. Er is netto ongeveer 15 % verdiend en van dit alles schiet niet eens eene uitkeering over. Dit is wel zeer voorzichtig doch voor ons om de moed te verliezen. Neemt U mij dit vluchtig schrijven niet kwalijk; een dikke per volgende boot van volgende week.
Uw liefh.

Dk.
**************

Menado, 12 November 1889.

Lieve Moeder,

Deze boot kwam twee dagen te vroeg, vrij onverwacht. Bovendien is er een majoor van het leger meegekomen, om de schutterij te inspecteeren en heeft dit mij zooveel werk gegeven, dat ik nu erg moe ben. U zult zeggen: Waarom stel je dat schrijven dan tot het laatste oogenblik uit, maar werke­lijk is de boot vóór zijn tijd gekomen.
Uwen brief van 7 Sept. in orde ontvangen. Van Burlage hoor ik echter, dat U naar Engeland zijt en ben ik nu erg benieuwd daarover wat bizonders te hooren. Dit vind ik een uitstekend idee.
De inspectie had vanmiddag plaats, en duurde erg lang en was nauwkeurig. Ik heb mij een halven breuk gekommandeerd. Wat men al niet doet voor den geur.
Naar aanleiding van nadere berichten is het nu weer noodig dat ik overkom. Ik denk echter, dat het wellicht najaar zal worden. Mijn plan om het nog een jaar uit te stellen, komt dan weer te vervallen. Ik heb nog niet aan Feenstra geschre­ven; dit alles had ik gedacht met deze boot te kunnen behande­len, doch nu is er niets van gekomen. Gelukkig komt er echter over eenige dagen weer een.
Bijgaande ontvangt U mijne bijdrage over Juli/Sept; Ik had dit een paar posten laten loopen.
Ik ben werkelijk te moe, om lang te schrijven. Weest U er niet boos om, doch het komt met de volgende boot terecht.
Inmiddels met een hartelijke omhelzing
Uw liefh.

Dk.
****************

Menado, 18 Novbr 1889.

Lieve Moeder,

Vóór eenigen tijd verkeerde ik in de meening, dat het beter zou zijn, mijn verlof nog een jaar uit te stellen. Thans heb ik echter berichten ontvangen, waardoor mijn overkomst ten spoedigste vereischt wordt. Zelfs al mocht men mij uit Amster­dam goedschiks geen verlof verleenen, dan ben ik van plan toch te gaan. Het tijdstip is alleen nog niet zeker. In het begin van het jaar kan ik echter in geen geval al weg; het zal allicht Juni worden. Er moeten eerst verschillende schepen geëxpedieerd worden; als dit achter den rug is ga ik dadelijk weg.
De eigenlijke aanleiding waarom ik weg wil, is eigenlijk dat nadat onze zaak in de eerste twee jaar een groote vlucht had genomen, in het derde jaar door de weinige voortvarendheid en doortastendheid der Directie in Amsterdam, eene strubbeling is ontstaan, die mij duidelijk de oogen heeft doen opengaan, dat onze zaak in Amsterdam niet bestuurd wordt, zooals ver­eischt wordt. Bovendien mocht ik tot mijn groote satisfactie van sommige firma's -met wier steun onze zaak staat of valt- gedeeltelijk direct, gedeeltelijk indirect vernemen, dat speciaal hun tevredenheid over en het vertrouwen in het be­stuur in Indië de reden is, waarom zij de M.H.V. nog steunen. Met andere woorden: door het vertrouwen dat ik persoonlijk geniet, houd ik grootendeels het krediet der M.H.V. op.
Nu mij dit duidelijk gebleken is (ik heb aan Gerard de tira­des uit een brief aan mij, die hierop betrekking hebben, medege­deeld) zou het al heel dom zijn, indien ik op dezelfde wijze bleef doorwerken. Ik sloof mij hier uit, ik breng de zaken op den goeden weg en die heeren in Amsterdam -speciaal dat stel­letje commissarissen- bederven weer alles. Als men dan boven­dien hoort, dat de M.H.V. gesteund wordt niet om haar zelf, doch om mij, dan zou ik wel dwaas zijn, indien ik daarvan niet trachtte te profiteeren,
Daarom wil ik onverwijld naar Holland, natuurlijk na eerst hier de loopende zaken te hebben afgedaan. Blijf ik bij de M.H.V., dan moet de zaak geheel gereorganiseerd worden en er meer kapitaal komen. Aan den anderen kant zijn die groote firma's geneigd mij te steunen, moet dan over zulk een gunsti­ge gele­genheid voor eigen vestiging niet rijpelijk nagedacht worden? Wat associatie betreft: er zijn mij bedektelijk reeds wenken gegeven, dat men, wanneer het met de M.H.V. niet door­gaat, mij een propositie wil doen.
Aan Gerard schreef ik uitvoerig, met copy van mijn brief aan Feenstra, die U wel zult lezen. Voorloopig moet alles natuur­lijk nog geheim gehouden worden, want ik weet zelf niet, wat mij te doen staat. Als ik hier echter blijf, geeft alles echter niets, en daarom moet ik ten spoedigste overkomen. Als die schepen geëxpedieerd zijn -ongeveer in Mei- denk ik eerst weg te kunnen.
Zooals de zaken thans geloopen zijn, doet zich voor mij een gansch andere toekomst voor, dan ik tot dusverre had gedacht, en om die tot een goed einde te brengen, moet ik noodzakelijk erheen.
Mijn voorige brief was wel wat melankoliek. Ik was toen onder den indruk van dat beroerde verslag (hoe vleiend voor mij persoonlijk) en had toen geen trek onder beroerde omstan­dighe­den naar Europa te gaan. Nu echter door invloedrijke lui er op aangedrongen wordt dat ik overkom, en men mij dus blijk­baar over een & ander wenscht te spreken, spreekt het vanzelf, dat ik daaraan gehoor moet geven.
Wie weet, of vanuit die van de geboorte af sukkelende M.H.V. niet een nieuwe krachtige firma kan ontstaan?!
Hoe het zij, ik geef mij nu over aan al het genot, dat het vooruitzicht om U allen terug te zien, mij nu reeds ver­schaft. Het is nu maar de quaestie, intijds te komen, om nog van de zomer te profiteeren. Ik wil echter in ieder geval naar Hong­kong; het is hoogst noodzakelijk, vanuit Singapore dit uit­stapje te maken, en al zou ik ook een gedeelte van de zomer daardoor verspelen, dan zou ik het nog moeten doen.
Uwen brief van 5 Sept in orde ontvangen, en hoorde ik sedert van Burlage, dat U naar Engeland waart. Ik hoop erg, dat U hier veel pleizier hebt gehad, en is dit een aardig uitstap­je. Waar zullen wij nu volgend jaar eens heengaan? Ik voor mij, heb erg veel trek eens naar Kopenhagen en verder op te gaan. We moeten eens een origineel reisje maken.
Hebt U een visite van den jongen Stork gehad? En wat heeft die al zoo van hier verteld?
Met de herstelling van Hanna ben ik erg ingenomen. Dat treft nu prachtig dat zij juist weer herstellende is, hoe heerlijk, dat dit zich weer heeft geschikt. Ik heb geen gele­genheid haar afzonderlijk te schrijven; als ik wat uit de drukte ben zal ik trachten daartoe tijd te vinden.
Ik weet niet, of ik U geschreven heb, dat ik met de "Havik" -de gouvernements stoomer- een week op reis geweest ben naar de Sangir & Falaut in gezelschap van o.a. Ds. Rogge, den oom van JH. Dit is een erge gezellige en aardige man, en een aanwinst voor de plaats. Het was een pleizierige reis.
Verbeeld U, we moesten daar een zendeling weghalen, die met een inlandsche vrouw leeft en een verkeerd voorbeeld aan de bevolking gaf. Die femelaar kwam aan boord en erkende, dat hij "aanvechtingen des vleesches" had, maar door een "leven des gebeds" en door op te treden als een "beslist evangelie­predi­ker" zou hij hiervoor boete doen! Zoo'n kwiebelaar.
Als ik terugben, dan kan ik heel wat aan de lui vertel­len.
Nu, lieve Moeder, ik heb nog een hoop te doen.
Met de harte­lijke groeten aan allen
Uw liefh. Zoon

Dk.
***********************

Menado, 6 Decbr. 1889.

Lieve Moeder,

Ingevolge Uwe waarde letteren van den 10en Oct. heb ik het genoegen U bijgaand te remitteeren:
¦ 325,- zicht Amsterdam
zijnde voor
¦ 250,- bijdrage Christine
¦ 75,- 1/3 over 1889 betaling aan Bock.

Alleen voor de goede orde vermeld ik, dat ik van die laatste overeenkomst nog niets afwist, en gaarne verneem met welk tijdstip deze verplichting is aangevangen, en wanneer dit afloopt.
Natuurlijk heeft hetgeen U gedaan hebt mijne volle in­stemming, en is het mij zelfs een genoegen daaraan deel te nemen.
Aan Sophie zond ik laatst een kleinigheid doch hoorde er niets van; is die brief ontvangen?
De bijdrage Oct/Dec. ben ik nu niet in staat te zenden doch komt spoedigst.
Van Gerard ontving ik tot mijn groote vreugde eindelijk weer eens een brief. U weet niet, hoezeer die door mij geap­pre­cieerd worden. Hetgeen hij schrijft is ook geheel mijn idee en heb ik bereids in dier geest gedecideerd. Ten overvloede bijgaand nog een schrijven van C. Stork & Co. waaruit U zult zien hoezeer het noodzakelijk is.
't Is een aangenaam gevoel, als men, zooals door een prima I"a firma als deze gesteund wordt.
Ik heb geen tijd uitvoeriger te schrijven door vele drukte. Ik heb nog een brief van Gerarda ontvangen, waarop ik hoop te antwoorden.
Er heeft hier een hevige storm gewoed, waardoor o.a. het koffieschip gestrand is. Dit veroorzaakte veel consternatie. O.a. is de Schutterij nog op de been geweest, om het strand af te zetten en strandroof tegen te gaan. Ik heb toen gegeurd te paard, met de sabel om! om al de wachten te inspecteeren. Leve de geur!
Noch de firma, noch ik persoonlijk hebben anders te Menado bij den storm schade geleden. Alleen onze tabaksestate is zoowat geheel vernield.
Welk een heerlijk idee is dat geweest, die portretten van Gerard te zenden; ik kan er niet genoeg naar kijken, omdat dit de eerste keer is in die 6 jaar, dat ik van zijn huishouding eenig portret te zien krijg. Bedankt U er hem wel voor, ik schrijf per volgende.
In haast, lieve Moeder, met de hartelijke groeten,
Uw liefh.

Dirk.
************

Menado, 17 Decbr. 1889.

Lieve Moeder,

Ik schreef U verleden week via Java en ontvangt deze via Singa­pore wellicht nog eerder.
Bijgaand ontvangt U secondo wissel ¦ 325,- voor Christi­ne; mijne bijdrage over Oct/Dec. moet nu eenigen tijd blijven wachten. Nog ontvangt U 2e connossement over de goederen per "Thorbecke VI".
De nieuwe lijn p/"Benmore" n/Singapore neemt meer & meer op. Vanavond gaat de boot weg, propvol. Het agentschap hiervan bevalt mij goed; vooral nu de lijn opneemt. Voor de toekomst is het hiermede nu eerst gemakkelijk naar Europa over te wippen.
Als ik volgend jaar naar Holland ga, ga ik echter over Java, om onze connecties daar te spreken. Ook moet ik noodza­kelijk naar Hongkong. Als het nu een beetje tegenloopt, dat schepen laat komen, vrees ik, dat het wel najaar of liever nazomer kan worden. Komen doe ik echter zeker, zij het goed of kwaadschiks.
Ik gevoel mij tegenwoordig bizonder lekker en verbeeld U! begin dikker te worden. Geen van mijn pantalons kan meer goed dicht, en ik ben in korten tijd verschillende ponden zwaarder geworden. Trouwens ik kan het dan ook wel gebruiken.
Neemt U mij dit korte briefje niet kwalijk; ik heb het werke­lijk erg druk. Met een hartelijke zoen Uw liefh. Zoon

Dirk
**************